We zien dat je waarschijnlijk onze banners blokkeert. inBoekel stelt zijn berichten voor iedereen gratis beschikbaar. Om inBoekel te kunnen onderhouden en door te ontwikkelen zijn deze banners nodig. Help ons door een uitzondering te maken voor inBoekel.

Oud-missiezuster Angeline Hanegraaf: “Mooi dat Boekelnaren dit maken”

maandag 28 april 2025 door

Oud-missiezuster Angeline Hanegraaf: “Mooi dat Boekelnaren dit maken”

Bij de onthulling van het monument op 8 juni vertegenwoordigt Angeline Hanegraaf (88) de zeventien missiezusters uit Boekel. Zij woont, na haar terugkeer uit Indonesië op 16 april 1998, nu in het oude klooster van de Franciscanessen in Asten. Over het monument voor de missionarissen zegt ze: “Mooi dat Boekelse mensen dit maken. Wellicht kan het de jeugd inspireren. Een zoon van een medewerkster van Amaliazorg hier heeft een priesteropleiding gekozen. Dat geeft hoop.”

Hoe kwam je zelf tot de keuze voor de missie?
“In de zesde klas hoorde ik van zuster Wilhelmino en Capucijn Flavianus over de missie, over Benua Martinus op Borneo. Op 25 maart 1960 ging ik naar Asten. Uiteindelijk kreeg ik een opleiding voor maatschappelijk werk. Men wilde me uitzenden naar Brazilië, maar ik wilde naar Borneo. Op 8 maart 1970 kreeg ik van de Boekelse pastoor Van Bakel het missiekruis. Op 17 maart stapte ik op het door Raptim gecharterde vliegtuig. Tenslotte kwam ik in Sintang, een internaat, waar meisjes naailes kregen.

Ik had heimwee, last van de hitte, kon de bladgroente niet verdragen, woog nog maar 60 kilo en wilde terug. Op mijn verzoek werd er één mis in het Nederlands gedaan. Toen was ik erdoorheen. Van 1971 tot 1973 was ik op het hoofdeiland Java om de taal te leren. Terug op Borneo was er weer internaatswerk. Liever ging ik naar de kampongs, de dorpen, om vrouwen te leren goed te eten tijdens de zwangerschap. Volgens hun adat (gewoonteleer) moesten zwangeren weinig eten: dan bleef de baby klein en zou de bevalling makkelijker zijn. Maar daardoor waren de spieren zo slap dat het juist niet goed ging. Er werd dan op de buik geduwd en zelfs gestampt. De placenta bleef vaak zitten. De navelstreng werd vaak doorgesneden met een vies bamboemesje. Gevolg: tetanus.

De Dayak-mannen waren van goede wil: tijdens onze cursussen zorgden zij voor eten, voor de kinderen, voor alles. Met geld van Cebemo (r.-k. hulporganisatie, nu Cordaid) werden vanaf 1991 vroedvrouwen opgeleid. Op 16 april 1998 ben ik teruggekeerd naar Asten. Ik was 62, had opnieuw moeite met het klimaat. Veel cursuswerk kon evengoed, zo niet beter, door Indonesiërs worden gedaan. En in Asten had men niemand voor het archief. Ik heb er vooral foto’s uit de missie geordend. Daarna kwam de bibliotheek aan de beurt. Nu houd ik me voornamelijk bezig met liturgie. Gelukkig ben ik nog vitaal. Ik fiets nog; eerst met een medezuster, nu vaak alleen.”